Ik had hem al een aantal keren eerder zien optreden, hoewel de allereerste keer geen doorgang kon vinden: vlak voor het optreden kwam het bericht dat zijn vaste toetsenist vlak daarvoor was overleden. Vanzelfsprekend ging de show niet door. Daarna ben ik speciaal voor hem ergens midden 2000 naar Bospop gegaan waar hij vroeg in het programma stond geprogrammeerd. Maar niet zo vroeg dat gerenommeerde gitaristen die later (als hoofdact) zouden optreden als Steve Lukather (Toto) en Steve Rothery (Marillion) in de coulissen van het openlucht podium ademloos stonden te kijken naar de show van de legendarische veteraan; een echte ‘musician’s musician’. Later zag ik hem tot mijn onuitsprekelijke plezier nog optreden in de Boerderij in Zoetermeer waar hij een integrale versie van zijn iconische live-album uit midden jaren zeventig ten gehore bracht, samen met zijn zoon.

Hij zag er inmiddels al wel behoorlijk anders uit, hoe kan het ook anders, we zijn bijna vijftig jaar verder: de lange krullende haren waren verdwenen en een kalende schedel was goed zichtbaar. Ook de flashy podiumkleding was ingewisseld voor een simpel shirt en jeans, veel meer op zijn plaats in de theaters waar hij nu speelde. De tijd van de volle voetbalstadions en de adoratie van een grotendeels jong publiek lag ver achter hem. Maar wat gebleven was, die jongensachtige, sympathieke uitstraling en niet in de laatste plaats, dat geweldige, uiterst herkenbare gitaarspel. En zijn stem natuurlijk, beiden hadden nog niets aan kracht ingeboet. Het scheen hem niet te deren, die veranderde omstandigheden, de kleinere zalen en dito publieke belangstelling. Hij ging er nog steeds voor, elke keer, met hart en ziel. Dat maakte hem ook zo plezierig, zo aanraakbaar, aaibaar zelfs, in niets meer de Hall of Fame ster uit het verleden. Hij kon er zelfs nog grapjes over maken, zoals ook blijkt uit zijn humoristische autobiografie, Do You Feel Like I Do?, een aanrader overigens.

Ik was emotioneel getroffen toen het nieuws over zijn ziekte naar buiten kwam: hij lijdt aan de ongeneeslijke spierziekte inclusion body-myositis (IBM), in een steeds verder gevorderd stadium. Hij zou op niet al te lange termijn niet meer kunnen optreden, zijn spieren en fijne motoriek, van levensbelang voor een musicus, begeven het langzaam maar zeker. Toen de afscheidstournee werd aangekondigd probeerde ik meteen kaartjes te reserveren; ik was helaas te laat voor het enige Nederlandse optreden, in Haarlem nota bene. Dus gezocht naar het dichtstbijzijnde alternatief, dat bleek de Brusselse schouwburg Cirque Royal te zijn, in het centrum van de Belgische hoofdstad. Een oud theater uit 1878, een beetje als Carré maar dan minder goed onderhouden. Een passende omgeving voor de oude strijder.

Waarom nou wel naar zijn afscheid en (bewust) niet naar Genesis/Collins, toch veel meer in mijn (prog)straatje? Een goede vraag waar ik niet direct het antwoord op heb. De situatie is ongeveer gelijk, beiden zijn fysiek gehandicapt en aan het eind van hun carrière en de kans dat er nog ooit live opgetreden wordt is klein, zeg maar gerust nihil. Gooi het maar op de gun-factor, de sympathie voor de echte rocker die in het harnas wil sterven.

Over het optreden zelf kan ik kort zijn: precies wat ik van hem gewend ben. Uitstekende pakkende songs met een hook, gedreven zang en hemels gitaarspel op die karakteristieke zwarte ‘54 Gibson Les Paul Custom genaamd ‘Phenix’. Het hele optreden gezeten op een stoel/kruk, evenals zijn band, maar met nog steeds dezelfde energieke instelling: om de best mogelijke show te produceren, handicap of niet. Het afscheid was emotioneel, zijn ‘no goodbye, so long’ klonk optimistisch, tegen beter weten in. De titel van de tournee luidde immers: Finale: The Farewell Tour.

Thanks Peter, for showing me the way, I truly feel like you do. Shine on!