The Alan Parsons Project is misschien niet de meest representatieve vertegenwoordiger van de stroming progrock. Toch heeft deze ‘band’ ruim tien jaar hoogwaardige albums afgeleverd waar veel progliefhebbers hun hart aan hebben opgehaald en nog steeds aan ophalen.
De aantrekkingskracht ligt vooral in de mooie melodieuze ballads, de orkestrale composities en arrangementen, de elektronische stukken en vooral de hoogwaardige productie. In dat laatste aspect had overwegend naamgever Alan Parsons de hand, de muziek en teksten werden meestal geleverd door kompaan Eric Woolfson.

Alan Parsons

Alan Parsons leerde als kind piano en fluit spelen. Als tiener ontdekte hij de gitaar en trad op school solo en in bandjes op. Toch ging hij niet als uitvoerend musicus aan de slag maar als geluidstechnicus bij de Abbey Road Studio’s in London, waar hij assisteerde in de opnames van Let It Be en Abbey Road van The Beatles. Daarna was hij als geluidstechnicus betrokken bij de opnames van een aantal albums van Wings, The Hollies en Atom Heart Mother en The Dark Side Of The Moon, waarvoor hij een Grammy Award kreeg.

Eric Woolfson, geboren in Schotland, leerde zichzelf op jonge leeftijd piano spelen, geïnspireerd door een oom. In 1963 vertrok hij naar London, waar hij als sessie-pianist aan de slag ging. Hij schreef nummers voor Marianne Maithfull, Joe Dassin en The Tremeloes. De Nederlandse band The Cats nam zelfs het nummer For As Long As You Need Me van hem op. Hij heeft nog een singletje opgenomen met de leden van het latere 10CC en produceerde diverse artiesten. Uiteindelijk concludeerde hij dat het niet meeviel om zijn brood te verdienen als songwriter en besloot als manager aan de slag te gaan. Hij had meteen succes met Carl Douglas (Kung Fu Fighting) én Alan Parsons.

Parsons en Woolfson ontmoetten elkaar in 1974 in de Abbey Road Studio’s waar ze beiden aan verschillende projecten werkten. Parsons vroeg Woolfson of hij zijn manager wilde worden en deze samenwerking leidde tot de succesvolle producersklussen van Parsons voor onder andere John ‘Music’ Miles, Steve Harley & Cockney Rebel, Pilot en Al Stewart.
Parsons voelde zich in zijn werk als producer vaak belemmerd door de inbreng van de musici waarvoor hij werkte. Woolfson kwam op het idee om het zwaartepunt in het creatieve proces van het opnemen van een album bij de producer te leggen en niet bij de muzikanten. In de filmindustrie had hij dezelfde ontwikkeling waargenomen. In de promotie van films was in die jaren de focus van ‘filmsterren’ verschoven naar regisseurs als Hitchcock en Kubrick.
Woolfson, die al bezig was met een conceptalbum over het werk van dichter Edgar Allan Poe, zag ineens de mogelijkheid om zijn eigen én Parsons’ talenten te combineren. Parsons fungeerde als geluidstechnicus en producer voor de composities die vooral Woolfson had geschreven en zo was The Alan Parsons Project geboren. Omdat Parsons’ ster als producer inmiddels was gerezen werd voor die naam gekozen.

Het eerste werkstuk van het duo werd aldus een conceptalbum getiteld “Tales Of Mystery And Imagination”, genoemd naar en gebaseerd op een gelijknamige verzameling gedichten van de Amerikaanse schrijver Edgar Allan Poe. Deze dichter had een voorliefde voor horror-achtige verhalen. Het is Parsons/Woolfson niet helemaal gelukt deze sfeer op te roepen met hun muziek. Dat was destijds ook de kritiek van Rolling Stone-recensent Billy Altman, die concludeerde dat het album niet echt de spanning en macabere angst uit het werk van Poe weergaf.
Dat brengt ons meteen bij één van de kritiekpunten die je op het werk van The Alan Parsons Project kunt hebben. De muziek wordt nooit echt rauw, geen felle rock, het blijft altijd netjes, fraai van geluid, mooie (soms mierzoete) melodieën, bijna klassieke orkestraties en koren. Maar in al die kritiekpunten zit nu juist ook de aantrekkingskracht die deze muziek in al die jaren op veel mensen heeft gehad.

“Tales Of Mystery And Imagination” vond in 1976 meteen zijn weg naar een soort cult-publiek dat in de loop der jaren met het uitkomen van de opvolgers van dit debuut steeds groter werd.
De meeste albums van The Alan Parsons Project dragen de volgende kenmerken: het zijn conceptalbums, elk album begint met een instrumentale intro dat overvloeit in het eerste nummer, halverwege de B-kant (het waren destijds nog lp’s) staat weer een instrumentaal nummer, het laatste nummer is meestal een rustig nummer (ballad), er wordt veel gebruik gemaakt van orkestrale arrangementen en composities (meestal georkestreerd door Andrew Powell) en er is geen sprake van een vaste bezetting.
Opvallend is vooral het grote aantal vocalisten dat in de loop van de jaren met zijn/haar stem de nummers van het duo Woolfson/Parsons heeft ingekleurd. Zij kregen meestal een demo met een zogenaamde ‘guide vocal’, ingezongen door Woolfson, zodat ze wisten wat ze moesten zingen. Bekende namen zijn onder andere John Miles, Colin Blunstone, Arthur Brown, Chris Rainbow, Al Stewart, Lenny Zakatek en Lesley Duncan. Woolfson zelf zong een aantal van de grootste hits zoals Time, Don’t Answer Me en Eye In The Sky.
Muzikanten die vaak hun medewerking verleenden op de albums waren Ian Bairnson, David Pack, Richard Cottle, David Paton, Stuart Elliott, Duncan MacKay en Mel Collins.

The Alan Parsons Project

De opvolgers van “Tales Of Mystery And Imagination” verkochten steeds beter met als commercieel hoogtepunt album nummer zeven, “Ammonia Avenue” (met de hit Don’t Answer Me). De opvolger “Vulture Culture” was eigenlijk bedoeld als tweede schijf van een dubbelalbum met “Ammonia Avenue” als eerste schijf. Nadat toch werd besloten om de albums separaat uit te brengen kreeg “Vulture Culture” een voor die tijd modernere studiobehandeling met hardere drums en meer dynamiek. Het is het enige album van The Alan Parsons Project waarop een orkestratie van Andrew Powell ontbreekt.
Vanaf “Stereotomy”, het eerste volledig digitale album van The Alan Parsons Project, ging het bergafwaarts met de verkoopcijfers. Het laatste groepsalbum “Gaudi” wordt door velen als een album met twee gezichten gezien. Goede nummers worden afgewisseld met niemendalletjes.
Woolfson heeft later van “Gaudi” nog een musical gemaakt die in 1993 in Duitsland is opgevoerd.

Dan was er nog het album “The Sicilian Defence”, opgenomen in 1979 als opvullertje om aan de contractuele verplichtingen te voldoen. Het slechts schetsmatig uitgewerkte album werd door het label Arista afgewezen. Uiteindelijk werd het in 2014 tot ieders verrassing door Parsons aan de boxset “The Complete Albums Collection” toegevoegd.

Eric Woolfson

“Freudiana”, over het werk van Sigmund Freud, zou oorspronkelijk het elfde album van The Alan Parsons Project worden. Woolfson zag in dit onderwerp echter een uitgekiende mogelijkheid om zijn lang gekoesterde wens, een musical schrijven, in vervulling te laten gaan. Parsons zag dit niet zitten en het duo ging uit elkaar.
Woolfson heeft daarna nog vier musicals geschreven en een album, getiteld “The Alan Parsons Project That Never Was”, uitgebracht met tien songs die de Project-albums nooit hebben gehaald. Kort na de release van dit album overleed Woolfson in 2009 aan nierkanker.
Parsons solocarrière omvat vijf studioalbums die alle vijf het niveau en de verkoopcijfers van de Project-albums bij lange na niet halen, mede door het steeds softere karakter van zijn muziek.

Optredens waren een ‘no go area’ vanwege de uitgekiende productie, uitgebreide orkestraties en groot aantal vocalisten. In 1990, kort voor de split, kwam het er dan toch van in het kader van de Night Of The Proms-concerten die veelal plaatsvonden in België, Nederland, Duitsland en Luxemburg.
De technische ontwikkelingen van samplers in de jaren negentig stelde Parsons alsnog in de gelegenheid om zijn eigen muziek live uit te voeren. Vanaf 1993 toert hij dan ook regelmatig met The Alan Parsons Live Project dat voor het publiek een feest van herkenning is. Dat geld ook voor Nederland, waar de band vorig jaar maar liefst zes optredens verzorgde. De live-verrichtingen zijn tot nu toe op vier live-albums vastgelegd, waarvan vooral de laatste, “Alan Parsons Symphonic Project, Live in Columbia” uit 2016 werkelijk een muzikaal smulfeest van de bovenste plank is.
Als producer heeft Parsons de laatste jaren niet veel klussen meer gedaan. Wel is zijn bijdrage als geluidstechnicus aan het vermaarde “The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)” van Steven Wilson het vermelden waard.

Alan Parsons

Wanneer we afgaan op zijn laatste album uit 2019, “The Secret”, kunnen we concluderen dat het creatieve vuur van Alan Parsons lijkt te zijn uitgedoofd. Zolang de goede man het gegeven is kan hij ons echter live nog immer laten genieten van zijn prachtige muziek uit de jaren ’70 en ’80. Vandaar dat het ons gepast leek het prachtige studiowerk van dit samenwerkingsverband, middels deze special, weer eens volledig in de spotlights te zetten.