Ian Anderson werd er na het uitbrengen van de uitstekende lp “Aqualung” van ‘zijn’ Jethro Tull bijna van beschuldigd een progressief concept album te hebben gemaakt. Anderson ontkende dit in alle toonaarden en was wars van deze in zijn ogen hoogdravende interessant doenerij, waaraan anders bands zich in zijn ogen schuldig maakten. Van de weeromstuit wilde hij een soort parodie op een concept-album maken. Hij zei er zelf dit over: “I’ll give you the mother of all concept albums”. En zo componeerde hij “Thick As A Brick” in 1972, dat ironisch genoeg een absolute klassieker in dit genre zou worden.
Het was in die tijd niet ongebruikelijk om ellenlang nummers te maken die tot wel een hele plaatkant in beslag namen. Anderson ging bij zijn oekaze helemaal over de top en ook dit fenomeen nam hij op de hak door Thick As A Brick als één nummer te schrijven. Alleen de bekende praktische beperkingen van de lp noodzaakten hem halverwege een break in te lassen.
Bijna even legendarisch als het muziekstuk zelf is de verpakking. De originele hoes werd gepresenteerd als een krant (The St. Cleves Chronical) die kon worden opengevouwen tot een twaalf pagina tellende tabloid. Op die krantenhoes prijkt een afbeelding van de fictieve achtjarige scholier Gerald Bostock die een humoristisch gedicht over ‘de jeugd’ had ingestuurd, met als titel…”Thick As A Brick”. En laat dit gedicht nu precies de tekst van de lp zijn. Om de humor en ironie die in TAAB is verstopt goed te kunnen gebruiken is enige kennis van het werk van Monty Python uit die tijd overigens een pre.
“Thick As A Brick” is een monument in de (prog)rockgeschiedenis. Het hele plaatje – concept, muziek, teksten, hoes, humor, ironie – was voor die tijd grensverleggend en had als ‘progressief’ werkstuk meer kwaliteit in zich dan de nodige ‘serieuze’ progressieve werken waarop het een parodie heette te zijn. Muziek en teksten vragen het nodige van de luisteraar. De totale compositie is complex, maar heeft wel de bekende Jethro Tull elementen rock en folk, terwijl er ook jazz in is verweven. Bepaalde passages komen zo ‘natuurlijk’ en vrij gespeeld over dat ze geïmproviseerd lijken. Helemaal bezijden de waarheid is dit niet, omdat sommige stukken in één take zijn opgenomen.
Rustige stukken met akoestische gitaar, zang en fluit worden afgewisseld met behoorlijk stevige rock, met een hoofdrol voor het soms scherpe en agressieve gitaarspel van Martin Barre. John Evan zorgt voor een voor Tull aanzienlijke hoeveelheid toetsenspel, dat sterk bijdraagt aan het progressieve karakter van het geheel. Alom aanwezig is de maker van dit alles Ian Anderson met zijn karakteristieke stemgeluid, akoestische gitaarspel en zijn handelswerk bij uitstek: de dwarsfluit. Het bijna drie kwartier durende epos is een aaneenschakeling van tempo- en sfeerwisselingen en is opgebouwd uit diverse thema’s die steeds in variaties terugkeren. Het zou als een minpuntje kunnen worden aangemerkt, dat dit iets teveel van het goede is. Dat kan zijn maar er gebeurt zoveel en de passages vloeien zo goed in elkaar over dat de verveling geen kans krijgt toe te slaan. Ik geef maar een paar voorbeelden. Een uitsponnen rockgitaarsolo, de plotseling opduikende viool, een heerlijk melodieus miniatuurtje van akoestische gitaar, fluit en ondersteunend orgelwerk klinken heerlijk. Maar ook een geprononceerde basgitaar, staccato geslagen drums en een orkest dat uit het niets zijn opwachting maakt zorgen voor de broodnodige variatie.
Een veertigste verjaardagseditie, een recente succesvolle tour rond dit opus en het uitbrengen van een vervolg – “Thcik As A Brick 2” – door Anderson, lijken de tijdloosheid ervan te willen onderstrepen. Maar dat heeft de oerversie helemaal niet nodig. Nog altijd staat Thick als een uit solide bakstenen opgebouwd huis.
Fred Nieuwesteeg