William Blake was een dichter die duistere poëzie vol esoterische gedachtestromen schreef. Deze dichtwerken zijn weliswaar ondoorgrondelijk, maar ze wisten het ongewisse in woorden te vangen. Hetzelfde doet Ulver op dit album. In een muzikale ode aan Blake stappen deze heren eveneens roekeloos richting het onbekende.
Voorheen stonden deze Noren immers bekend om hun, weliswaar eigenzinnige, black metal. Deze dubbelaar vormde dan ook een opvallende stijlverandering. Goed, deels kwam dit door een veranderende bandsamenstelling, maar dan nog is de naar industrial neigende elektronica een gewaagde keuze voor een band die voorheen het van de grommende gitaren moest hebben.
Geheel karakterloos is de muziek nochtans niet. Nog steeds hoor je hier langgerekte spanningsbogen die zich dreigend voortbewegen. Het is in elk geval een origineel geluid, al heeft de muziek op de rustige momenten wel wat weg van tijdsgenoten als Bohren & the Club of Gore en Coil. Wanneer de snelheid omhoog gaat is de industrialinvloed duidelijker merkbaar, waardoor ook bands als Nine Inch Nails of Laibach niet ver weg lijken. Elementen van post-rock, klassiek en ja, nog steeds metal zijn echter eveneens te ontwaren. Een bonte vermenging van uiteenlopende invloeden die tezamen ronduit filmisch klinkt. Elke stijl vormt zo welhaast een scene binnen een surreële horrorfilm zonder beeld.
Dit merk je het beste op de twee lange nummers. Zo begint Proverbs Of Hell, Plates 7-10 met fluisterende gitaarstromen, kloppende elektronica en een vervormde stem die van ver weg komt. Een duwend danceritme dondert intimiderend het beeld binnen. De muziek spuwt een industriële perversiteit, die met satanisch genoegen door de luisteraar mag worden ondergaan. Drum & bass-beats stuwen vervolgens de intensiteit op, waarna een extatische climax naar een duister ambientextro leidt.
Op de tweede cd treffen we A Memorable Fancy, Plates 12-13 aan. De zanger declameert hier over een duistere drumbeat. De vervorming verontrust. Sterker nog, de stem lijkt dichtbij te komen. Niet langer overstemd door de elektronica wordt het nummer bovendien steeds agressiever. Pulserende melodieën en raggende gitaren fungeren hier voorts als poortwachters voor een pikdonkere, elektronische passage. Het zonlicht keert gelukkig weder in de climax, waarbinnen hakkende gitaren de hoofdrolspelers vormen, een overtuigende afsluiting! Dit soort muzikale reizen houdt de aandacht uitstekend vast.
Het album bevat verder een aantal (relatief korte) soundscapes die de filmische natuur van deze plaat benadrukken. Zo kent Plate 5-6 akoestisch gitaarwerk dat men rustgevend zou noemen, ware het niet dat een elektronische hartverzakking de luisteraar verwittigt dat gevaar immer op de loer ligt. Evenzeer dreigend is Plates 16-17. Een triphopbeat zorgt hier samen met strijksynthesizers voor een schemerige sfeer. De stem is versnipperd en verstrooid; álsof de realiteit wordt verwrongen. Plate 21-22 is daarnaast memorabel omdat de band aantoont het betere metalwerk niet te zijn verleerd. De grauwe gitaartonen zijn aangenaam, de drums loom en de zangpartijen doorleefd. Dit is een aanhaakpunt binnen een vervreemdende plaat.
Ofschoon menig nummer aangenaam is, gooit namelijk het fragmentarische karakter van de muziek wel enige roet in het eten. Doordat de velerlei invloeden nevengeschikt zijn, ontbeert deze plaat een uniforme stijl. Het album is bovendien erg lang, waardoor mijn aandacht menigmaal verslapte. Goed, zulke weeffouten zijn ergens ook wel weer voorstelbaar als je rigoureus het roer omgooit, en bovendien verdient Ulver een behoorlijke pluim voor de muzikale durf die ze hier ten toon spreiden. Desondanks vormt deze muziek voornamelijk een uitstekende voorgeleide voor de meesterwerken die spoedig zouden volgen.
“Themes From William Blake’s The Marriage Of Heaven And Hell” is kortom een ingewikkelde plaat, waarin de band zijn geluid compleet anders inrichtte . Deze elektronische wending is weliswaar rauw en schetsmatig, maar de doorzettende luisteraar treft niettemin een intrigerend surreëel audiolandschap aan. In de filmische tonen ontwaart men zelfs reeds de Miltoniaanse schoonheid van “Perdition City”, al is ook dit album een parel om te koesteren.